Martine Delfos zegt het zo mooi in haar publicaties: ‘de hersenen moeten op aan’ Als je met jongeren communiceert, over bijvoorbeeld studie- en beroepskeuze, dan is dit het effectiefst als hun hersenen aan zijn of ‘aan gaan’.
In mijn gesprekken met jongeren zie ik dat Martine het helemaal bij het rechte eind heeft. De vragende – en soms desperate blik van de jongere tegenover me verandert gaande de gesprekken. Ik zie daadwerkelijk dat de hersenen aan gaan, sterker nog, dat ‘het licht aan gaat’. Ik zie dat de jongere rechtop gaat zitten en met een klein knikje het hoofd naar achteren gooiend Aha-erlebnissen beleeft.
En wat is dat mooi om te zien. Dat je als adviseur door tijd te nemen, oprechte belangstelling te tonen en de juiste vragen te stellen, bij de ander de ogen (nog meer) laat stralen. En vooral het zelfvertrouwen laat groeien.
Bijvoorbeeld bij die jongen die me weken geleden zei dat hij nergens goed in is. Ik vind dat een hartverscheurende openingszin voor een jongen van 17 jaar. Maar dat doet er niet toe, wat ik vind en voel. Het is mijn taak om in een aantal gesprekken hem te laten ontdekken dat hij talenten heeft, zoals ieder ander. En dat hij zelf, door die ontdekkingstocht, samen met mij een volgende stap kan zetten in zijn studieloopbaan.
En hoe doe je dat dan? Die hersenen aan zetten, het licht in de ogen laten schijnen?
Allereerst dus door tegenover elkaar te gaan zitten en de tijd te nemen om met elkaar in gesprek te gaan. En dan vragen te gaan stellen: ‘Je zegt dat jíj nergens goed in bent. Vinden anderen je wel ergens goed in?’ Dit lijkt een simpele vraag maar is het zeker niet. Vaak kan het antwoord niet meteen gegeven worden. In het geval van deze 17 jarige jongen ook niet. Daarom is hij na ons eerste gesprek meteen met een aantal mensen in zijn omgeving gaan praten. En hebben zijn vrienden, zijn vriendin, ouders en oma hem een hele lijst van kwaliteiten aangeleverd.
Hoe mooi is dat?
Bij het tweede gesprek zit er meteen een andere jongen tegenover me. Die vertelt dat hij sociaal is, erg goed kon rekenen en zijn werk altijd secuur en precies verzorgt. Voor hem is dit allemaal ‘gewoon’ waardoor hij het niet als kwaliteiten van zichzelf ziet. Na 3 gesprekken zijn we nu zo ver dat hij deze week naar een openavond van een opleiding gaat én een gesprek heeft met een werkgever om te kijken of hij er stage kan lopen. Mijn vragen hebben zijn denkproces in werking gezet, waardoor hij met zelfvertrouwen een volgende stap gaat zetten in zijn leven.