‘Vertel…wie ben je, waar ben je goed in. Wat vind je leuk’.

‘Ik zou het niet weten’.

‘Lees deze opsomming eens. Welke eigenschappen vind je  bij jezelf passen?’

 

En hij las, las hardop:

‘Uh, innemend. Wat is dat?’

‘Dat anderen je vriendelijk en sympathiek vinden’

‘Ja, dat geldt wel voor mij. Innemend’

Hij las verder.

‘Ik ben ook royaal ja, en optimistisch.’

 

Zo kwam er een rijtje.

Populair.

Zelfverzekerd.

Doortastend.

Tactvol.

Handig.

Eigenwijs.

Sociaal.

Eerlijk.

Vriendelijk.

Sympathiek.

 

Wie zo goed de eigen positieve eigenschappen kent, die vindt het ineens een stuk gemakkelijker een studie te kiezen. En maakt vervolgens ook nog een succes van die studie.